Tevreden inspecteer ik de kamer. De
tafel is gedekt, de fles wijn komt in de koelkast op temperatuur
en de stukjes kip spartelen op de kookplaat in een saus met
Italiaanse kruiden. Op de achtergrond klinkt op bescheiden
volume een deuntje muziek. Ik ben bezig met het dessert wanneer
de deurbel rinkelt. Van schrik schiet ik uit met de slagroom.
Met de vaatdoek in de hand open ik de deur. Het is Hanneke.
Voor wie het is vergeten, Hanneke
is mijn kersverse overbuurvrouw, die een praktijk heilgymnastiek
aan huis wil beginnen. Toen ik dat hoorde, vormde zich in
mijn onderbewustzijn een beeld van een toverheks met puntmuts
en bezem dat ik sindsdien niet uit mijn hoofd krijg. "Hoi,"
klinkt het vrolijk. "Heb jij heel toevallig nog kikkerlijken
op sterk water staan? Mijn voorraad is op en ik heb ze nodig
voor de toverdans in de weilanden."
Ze werpt me een brede grijs toe en
overhandigt een pak chocoladekoekjes. "Hier, voor bij
de koffie." Sinds Hanneke mijn column over haar heeft
gelezen, plaagt ze me onophoudelijk met mijn verdenkingen.
Normale buren vragen om een kopje met suiker, zij belt doodleuk
aan voor puntmutsen, bezemstelen en kikkerlijken. Het wachten
is op de keer dat ze midden in de nacht vraagt of ik een stukje
mee wil vliegen. Ik vind het humor. Voor hetzelfde geld had
ze zich beledigd gevoeld en had ik kunnen rekenen op een bezoek
van een gespierd sportschoolfiguur. Gelukkig heeft Hanneke
een relativerende zelfspot die vrij uniek is voor iemand van
vierentwintig. Als ik de verhalen mag geloven, hangt bij zeker
de helft van haar familie een printje van die column aan het
prikbord, op de koelkast of naast de scheurkalender op het
toilet.
"Je hebt wat slagroom op je neus,"
merkt ze op terwijl ik de koektrommel bijvul. Met een betrapt
gevoel haal ik de vaatdoek over mijn gezicht. Nu heb ik Hanneke
de afgelopen maand leren kennen als iemand die anderen neemt
zoals ze zijn, maar het is vast een typisch mannendingetje
dat ik toch liever heb dat tijdens een etentje thuis alles
vlekkeloos verloopt. De wijn (rood is te opdringerig), de
kleur van het tafelkleed (alle pasteltinten zijn verdacht),
ja, zelfs over de muziek is nagedacht. Dus geen ingewikkelde
melodieën en zeker geen op de sms-gekke Idolsgeneratie
gerichte niemendalletjes. En hoewel het ongetwijfeld een band
schept wanneer je na afloop allebei tot je enkels in de spaghettisaus
staat, moet het eten zijn met de laagst mogelijke knoeifactor.
Een stuk malse kip met gezonde groente doet het altijd goed.
Meerkleurige toetjes zijn een doodzonde.
Eenmaal aan tafel eten en drinken
we ons buikje rond. Spreekwoordelijk, dan, want bij mij gaan
de kilo's er tot afgrijnzen van mijn arts eerder af dan aan
en Hanneke is het type van wie iedereen zich op verwijtende
toon afvraagt waar ze dat allemaal laat. Dat mag ook wel voor
iemand die het woord 'gymnast' op haar visitekaartje heeft
staan. "Ga je hier nu ook een column over schrijven?"
informeert ze onder het slaken van een tevreden zucht. Met
veel gevoel voor overdrijving wrijft ze rondjes over haar
buik, wat betekent dat ze lekker heeft gegeten of dat ze maagkramp
heeft. Ik knik 'ja,' dit wordt een column.
"Maar," zegt ze, "dat
wordt dan een saai stukje. De bezoekers van jouw site willen
niet lezen over een etentje met je overbuurvrouw." Ze
is zo heerlijk op dreef dat ik haar niet onderbreek, maar
ik weet toevallig dat je de gemiddelde internetgebruiker nooit
moet onderschatten. Een vriendinnetje van me heeft tijdens
haar studie een site met een webcam gehad, waarop je kon zien
hoe zij achter de computer bezig was met de scriptie, het
voeren van de hond of het uitvegen van de laserprinter en
die site werd dagelijks bezocht door ruim zeshonderd man!
"Bovendien gebeurt er altijd iets grappigs in jouw columns
en vanavond is nog niets raars gebeurd, dus dan kun je daar
niet over schrijven." Triomfantelijk leunt ze achterover.
Ze houdt haar glas op voor het laatste beetje wijn.
Op dat moment gaat de telefoon. Ik
kijk op en schenk in één gracieuze beweging
de ene helft van de wijn in het glas en de andere helft over
haar broek. Met open mond kijken we elkaar aan. Bijna gelijktijdig
steken we de wijsvinger naar elkaar uit, "Column!"