Een winnaar voelt geen pijn. Of het
nu de Tour de France is, de marathon of de Elfstedentocht,
de winnaar heeft altijd genoeg energie voor een uitbundige
ereronde. Hij zwaait naar het publiek, raapt het speelgoed
op dat de fans hem voor de voeten werpen en poseert voor de
verzamelde pers. De overwinning geeft hem vleugels, terwijl
de verslagen nummer twee doorgaans niet verder komt dan ineenstorten
op een bankje ergens achteraf. Het is een ijzeren wet in de
sportwereld.
Waarschijnlijk ben ik een uitzondering
op die regel. Krap drie dagen geleden was ook ik een winnaar,
maar sinds die tijd doet alles pijn wat pijn kan doen. Opstaan
kost me tien minuten, aankleden is uitermate lastig en een
trapje af is net zo'n hindernis als de stormbaan. Van sommige
spieren heb ik zelfs geen idee waarvoor ze dienen. En dan
beweren dat sport goed voor je is? Volgens mij is sport voornamelijk
goed voor de portemonnee van de fysiotherapeut of de masseur.
Mijn afspraak staat in ieder geval voor morgen, half vijf.
Dat is dus de rekening voor een weekend
lang sporten. Het ging om een tweedaags toernooi in Wageningen,
de tak van sport was badminton. Nu is badminton volgens nationaal
sportorakel Mart Smeets een sport voor watjes die tafeltennis
te snel en tennis te zwaar vinden. In de pikorde van Studio
Sport staat het nét boven squash. Graag had ik Mart
Smeets tegenover me gehad, dan had ik niet alleen de baan,
maar ook de tribunes en de kantine met hem aangeveegd. Kijken
of hij het dan nog voor watjes had gevonden.
Helaas, Studio Sport had geen verslaggever
gestuurd. Ten onrechte, want in de hoogste klasse traden toch
enkele toppers aan. Het gebeurt niet vaak dat je de nummer
drie van Nederland naast je onder de douche treft. Uit ontzag
ga je automatisch een eindje verderop staan. Zaterdagavond
vertelde ik dat verhaal tijdens de barbecue naast de sporthal
aan een vriendin. Ze was alleen niet echt onder de indruk.
Bleek dat zij in de kleedkamer een halfuur met een toptienspeelster
had gepraat over de manieren waarop je vlechtjes in je haar
kunt leggen. Daar kon ik niet tegenop. Ik heb nu eenmaal geen
vlechtjes.
In de lagere klassen was het overigens
niet minder gezellig. Zo moest ik in de eerste ronde spelen
tegen een veteranenkampioen van zeventig. Ingetapete gewrichten,
gehoorapparaat in, stoere zweetband om zijn hoofd. Als RoboCop
een badmintonner was, zou hij er zo uitzien. Hij had nog net
geen beademing nodig, maar goed dat hij was! Hij kon de shuttle
op de millimeter nauwkeurig op de lijnen plaatsen en in de
rally gaf hij zich zelden gewonnen. Kijk, is nou zo leuk.
Jong en oud, aardig en arrogant, je kom het allemaal tegen
op een toernooi. Uiteindelijk kwam ik uitgerekend in de finale
een clubgenoot tegen.
We waren allebei al redelijk afgemat
toen we het strijdperk betraden. Tegen de tijd dat de laatste
shuttle de grond had geraakt, restte niets anders dan strompelen.
Geen uitbundige ereronde of gezwaai, geen speelgoed en zeker
geen poseren. Niks euforie. Pijn was het enige wat ik voelde.
Ineenstorten op een bankje ergens achteraf leek prettiger.
Misschien zou de prijsuitreiking het lichamelijke leed kunnen
verwachten? In gedachten zag ik mezelf onder luid gejuich
de beker omhoog tillen. Ja, dat had wel wat. Ineens was de
spierpijn niet zo erg meer.
Vol verwachting nam ik die avond mijn
prijs in ontvangst. "Gefeliciteerd," sprak de voorzitter
terwijl hij me een glas in de handen drukte. Vertwijfeld krabde
ik achter mijn oor. Een glas? Was dit een grap? Ja, bekers
en glazen zijn allebei drinkgereedschap, maar als ik het op
een toernooi over 'bekers' heb, bedoel ik toch echt een trofee
en geen glas met opdruk dat ik thuis kan gebruiken voor de
jus d'orange bij het ontbijt. Spontaan kwam mijn spierpijn
terug, deze keer in volle hevigheid. Ook nu nog krijg ik kramp
in mijn kuit, telkens wanneer ik naar het glas kijk.
Volgend jaar doe ik niet meer mee.
Volgend jaar schrijf ik me in voor het open kampioenschap
blaasvoetbal. Het schijnt dat je daar heel mooie bekers mee
kunt winnen. En Mart Smeets is er zéker niet bij.