Achttien weken geleden schreef ik
voor het eerst uitermate openhartig over onderwerpen die voorheen
altijd veel te intiem waren geweest. Daar was ook plaats voor.
Aan het begin van dit jaar had ik me immers voorgenomen, dat
ik niet langer gebeurtenissen uit mijn dagelijkse leven zou
vermengen met een vleugje hyperbool, een korrel zout en vooral
een klodder verzinsels. Vanwaar eigenlijk dat voornemen? Goede
vraag.
Het was niet omdat het niet leuk was,
die vervaagde scheidslijn tussen feit en fictie. In tegendeel.
Ik heb bijvoorbeeld enorm moeten lachen om hoeveel mensen
bijna vier jaar geleden serieus dachten dat ik bij een psychiater
liep. En waarom dachten zij dat, dan? Omdat ik het toen zo
had opgeschreven. En waarom had ik het zo opgeschreven? Omdat
het mij om het beeld ging, om de symboliek en niet om wat
waar of niet waar zou zijn. De kracht van het woord verbaasde
me. Kietelde me. Zette me aan tot meer. Zo ging ik een tijd
door, tot ik zelfs een hele columnreeks wijdde aan feit en
fictie. Ironisch genoeg kregen juist in die periode de feiten
de overhand.
Dat beviel, die machtsovername van
de realiteit. Schrijven over verzonnen onderwerpen was leuk,
uiteraard, anders zou de helft van de boekwinkels per direct
de deuren kunnen sluiten, maar schrijven over de dingen die
ik zelf had meegemaakt, dat was leuker. Inspirerend, bovendien.
Omdat uitgesteld genot fijner is dan onmiddellijke bevrediging,
schreef ik eerst een verse columnreeks zonder ook maar één
keer het woord 'ik' of 'mij' of een afgeleide variant. Het
idee erachter was, dat ik pas oprecht over mezelf zou kunnen
praten wanneer ik mezelf eerst ook kon blootgeven in verhalen
die niet over mij gaan. Zo werd het goede voornemen geboren.
Zo werd het januari.
Na drie columns over het 'ware leven'
kwamen de eerste twijfels boven. Zo veel interessants maakte
ik niet mee en de voorraad grappige anekdotes uit de oude
doos was zeker niet oneindig. Ik hield vol, maar wist dat
het schip elk moment zou kunnen stranden. Tot die bewuste
achttien weken geleden. Toen alles plotseling snel ging. Toen
de woorden opeens kwamen en bleven komen en mijn verhalen
van een poëtische rand voorzagen die ik nog niet eerder
had meegemaakt. Alles wat ik zag, was een potentiële
column, of ik in de trein of in de bus zat, of ik over straat
liep of naar een bioscoop ging. Ik schreef zelfs een paar
columns in het vooruit. Het maakte weinig uit of ik ze gebruikte;
het ging om het schrijven. Zo voelde het om een muze te hebben.
Lang nadenken over het onderwerp van
de volgende columnreeks hoefde ik dus niet. De liefde, dat
moest het worden. Op de manier waarop ik vroeger feit en fictie
samenvoegde, mengde ik nu de verhalen over oude liefdes met
de verhalen over die ene nieuwe liefde. Wederom schreef ik
enkele columns in het vooruit. Want zo gaat dat, had ik intussen
begrepen. Dat was de essentie van een muze, dat gevoel dat
zich niet laat uitleggen, maar dat wel aanwezig was. Stiekem
dacht ik al aan een vervolgreeks. De liefde was het onderwerp
waarover ik niet zo snel uitgepraat zou zijn. Dacht ik. Wist
ik bijna zeker. En dat had ik dus niet moeten doen.
Twee weken geleden was het namelijk
voorbij. Weg liefde, weg muze, weg poëtisch randje en
bovenal weg woorden. Weg liefde, halverwege een reeks columns
over de liefde. De voltallige productieafdeling bij Talpa
zou willen dat ze het hadden verzonnen. Een scenarioschrijver
van middagsoaps zou groen en geel van jaloezie zien. En ik,
tja, ik zit met twee resterende columns over een onderwerp
dat op dit moment voornamelijk verdrietige herinneringen naar
boven haalt. Dacht ik. Wist ik bijna zeker. Want ook dat blijkt
niet helemaal waar.
Natuurlijk kan ik niet heen om de
verdrietige herinneringen. Maar ook bij het schrijven van
deze column merk ik, dat de verdrietige herinneringen vermengd
worden met leuke herinneringen. Met warme gevoelens en heel
veel moois. De columnist in me kan blijkbaar niet zonder mixen.
Feit en fictie, oude liefdes en nieuwe liefdes, intiem en
alledaags; alles kan. Dat is de kracht van het woord. Met
of zonder muze, met of zonder stijlbreuk, die woorden blijven
komen.