Het wekelijks terugkerende reizen
naar mijn lief, tweeënhalf tot drie uur van deur tot
deur, eindigde niet met de trein. Eenmaal gearriveerd op het
station moest ik namelijk ook nog een stuk met de bus. De
dienstregeling was echter verre van ideaal: ik moest twintig
minuten wachten op de bus die mij naar de noordelijke rand
van de stad zou brengen. In de zomer geen probleem. Maar met
de herfst op komst, had ik weinig zin in al dat wachten op
een winderig station, schuilend onder een afdakje dat voor
bushokje door moest gaan.
Nu heb ik een goed gevoel voor richting.
Laat mij één keer een route in een voor mij
onbekende stad zien, drop mij zeven weken later ergens op
die route en de kans is groot dat ik mijn weg weer vind. De
klasgenoten die ik meer dan twintig jaar geleden tijdens het
brugklaskamp tot vervelens toe te slim af was met levend Stratego
in de bossen zullen dat beamen. Dus tegen de tijd dat ik de
weg had leren kennen, na een handvol busritten en een paar
wandelingen met mijn vriendin, was het helder. Voor mij geen
bus meer. Vanaf dat moment zou ik gaan lopen.
In mijn tempo was het een wandeling
van ongeveer vijfendertig minuten. Een ideale afstand: niet
zó kort dat ik tijdens het lopen uitsluitend dacht
aan waar ik naartoe op weg was, maar ook weer niet zó
lang dat ik halverwege op mijn klok ging kijken en driftig
ging uitrekenen hoe lang ik nog moest. Het was, met andere
woorden, bij uitstek geschikt voor het betere nadenken. Met
mijn iPod op de oren kon ik me precies voldoende afsluiten
van de toeterende auto's en slingerende fietsen, zonder dat
ik het natuurschoon langs de route uit het oog verloor. Na
de volle trein was deze wandeling voor mij een rustpunt. En
ik was onderweg naar mijn lief, dus ik was per definitie in
een uitstekend humeur.
Als we die route samen liepen, bijvoorbeeld
wanneer ze me vrijdagavond kwam ophalen of wanneer ze de zondagavond
erna een kort stuk meeliep richting het station, maar ook
wanneer we de zaterdagse boodschappen in het centrum gingen
halen, hadden we altijd aanspraak. "Nog steeds verliefd?"
riep een jongen op de fiets ons toe nadat hij ons zoenend
onder een brug had zien staan. "Niet zo zoenen, jullie
moeten voetbal gaan kijken!" schaterde een meisje op
een avond dat het Nederlands elftal speelde. Soms leek het
wel, of de stad nog nooit een verliefd stelletje in het wild
had gezien. Wij geneerden ons niet, trokken ons nergens wat
aan en zoenden lustig verder.
In mijn eentje was het ook vaak genoeg
raak. De week dat zij op vakantie was, even op bezoek bij
een goede vriend in het buitenland, en ik een dagje langskwam
voor het sorteren van haar post en het verzorgen van de plantjes
(en het verstoppen van een grappig cadeautje voor wanneer
ze terugkwam), was ik het centrum nog niet uit of ik werd
langs de kant van een weg vanuit een langsrazende auto bekogeld
met een milkshake. Ja, een volle. Gelukkig heb ik snelle reflexen,
wat diezelfde klasgenoten van het brugklaskamp al jaren weten.
Onverstoorbaar wandelde ik door.
En dan die keer dat ik nog snel even
wat boodschappen wilde doen bij het winkelcentrum om de hoek.
In de rij bij de kassa sloot ik aan achter een wat oudere
man, die bij het zoeken naar zijn portemonnee per ongeluk
een knopje indrukte en mij bijna torpedeerde toen zijn scootmobiel
ineens in zijn achteruit ging. Ik sprong, wederom dankzij
die snelle reflexen, net op tijd opzij, de arme man kwam tot
stilstand toen hij de diepvrieskist vol pizza's en blokjes
spinazie ramde. Natuurlijk had ik geen feestelijke parade
met slingers en een bord met 'welkom' verwacht, maar ik ken
mensen die zich door minder dan vliegende milkshakes en op
hol geslagen bejaarden laten afschrikken.
Wat de stad mij ook allemaal voor
de voeten wierp, ik liet me daardoor geen moment van de wijs
brengen. Ik was nu eenmaal verliefd en op weg naar mijn lief.
Vijfendertig minuten lang genieten van de natuur, vijfendertig
minuten tot bezinning komen en bovenal, me vijfendertig minuten
lang verheugen op het weerzien met háár.