In veel Amerikaanse steden is het
in het openbaar drinken van alcohol strikt verboden. Vandaar
de inmiddels beruchte 'brown paper bag', waar zwervers met
een voorliefde voor sterke drank mee rondlopen. Flesje erin
en lekker op een bankje in het park dronken worden. Wanneer
de jaarlijkse marathon New York City aandoet, is dat voor
de horeca op First Avenue echter een prachtig excuus voor
legaal alcohol op straat.
Het maakt niet uit waar ik kijk, alle
kroegen puilen uit. Bezoekers lopen met hun biertje in de
hand naar buiten en vinden een plek in de zee van mensen langs
de kant van de weg. Ineens heeft ieder café hier een
geïmproviseerd terras. En de stoep? Die bestaat domweg
niet meer. Daar waar nog ruimte over was, staat een hoempapaband,
of hoe ze dergelijke carnavalsbandjes hier in Amerika ook
noemen. Verderop kom ik langs een kroeg waar werkelijk iedereen
met de rug naar de straat staat, een bierpul aan de mond.
Voor hen is de marathon dus wel heel duidelijk een excuus
voor openbaar comazuipen. Die hardlopers, ach, daar hebben
zij geen boodschap aan.
Ik wel, natuurlijk. Daar ben ik hier
immers voor. Voorbij een kruispunt staan lange tafels op straat,
met bekertjes water, sportdrank en sponsjes. Hier is het een
beetje rustiger, hier kan ik precies tussen twee andere toeschouwers
over het dranghek leunen en de hardlopers voorbij zien komen.
Aan mijn kant, naast de tafels, ligt de straat bezaaid met
gebruikte en uitgeknepen sponsjes. De echte diehards halen
hun neus op voor sponsjes, zij willen een goede tijd en daarvoor
willen ze best een uur langer uitdrogen. Maar op dit moment
zijn de mindere goden aan de beurt en zij hebben behoefte
aan verkoeling. Voor mijn voeten laat een man zijn sponsje
vallen. Ik hoor hem denken, 'Ik moet nog een roteind, die
raap ik mooi op!' Prompt loopt een meisje hem omver.
Toeschouwer zijn bij een marathon,
dat is stiekem erg vermoeiend. Want hoe gaat dat? Je kijkt
naar rechts, waar de lopers vandaan komen, focust op een bepaalde
loper of op een bepaalde groep en die volg je tot ze links
van je aan het zicht worden onttrokken. Vervolgens kijk je
weer naar rechts en zo begint het hele proces van voren af
aan. Houd dat een halfuur vol en het resultaat is vergelijkbaar
met iemand die net zeeziek van de boot is gestapt. Ik besluit,
dat ik beter even kan gaan wandelen. Als ik achter me binnendoor
steek, kom ik uit bij Central Park en daar komen de lopers
na hun omweg via de Bronx zo langzaamaan in de buurt van de
finish.
Nauwelijks twee passen later merk
ik, dat ik te lang heb staan kijken. Als een stomdronken alcoholist
waggel ik over 79th Street, knal ik bijna frontaal tegen een
auto en bijna tegen een boom. En dat allemaal zonder brown
paper bag. Het is bijna jammer dat ik geen agent zie die mij
wil arresteren voor openbare dronkenschap en dan niets snapt
van de uitslag van mijn blaastest. Zo rond Lexington Avenue
is het gelukkig over.
Op de hoek van Fifth Avenue en 59th
Street slaan de marathonlopers rechtsaf naar de finish. Precies
op die hoek heb ik een fantastisch uitzicht. Volgens mijn
berekeningen heb ik mijn vader waarschijnlijk net gemist,
maar ongeacht wie voorbij komt, het blijft een mooi schouwspel
waar mijn camera gretig van profiteert. Geliefden en familieleden
schreeuwen de lopers toe, je bent er bijna, kom, houd vol!
Hoe later het wordt, hoe minder professioneel de sportkleding
wordt. Strakke shirts en topjes maken plaats voor slobberbroeken
en uiteindelijk voor een heuse carnavalsparade. Binnen de
dertig minuten zie ik mensen voorbijkomen verkleed als Spider-Man,
Pingu, een banaan en de voltallige cast van Star Wars, inclusief
Darth Vader met lichtzwaard.
"Who on Earth are those guys
supposed to be?" roept een man met zo'n zwaar accent,
dat hij wel uit de buurt moet komen. Ik leg hem uit, omdat
ik nu eenmaal bij een uitgeverij werk waar Pingu in veel jeugdmagazines
opduikt, dat het de familie van Pingu is, de pinguïn
die net voorbij is gekomen. En die zeehond daar, dat is Robby,
het vriendje van Pingu. "Oh," mompelt de man. "Yeah,
okay, makes sense. Thanks!" Ik zie hem denken. Ik tel
af. Drie, twee, één. En ja, hoor. "How
do you know all this?"
Uit voorzorg, omdat ik straks niet
weer dronken over straat wil en omdat hier wél veel
agenten staan, draai ik me om. Ik bekijk de wolkenkrabbers,
benijd het uitzicht dat de bewoners hier hebben op Central
Park. Een verdieping of zes hoog hangt een wit spandoek op
een balkon. In zwarte letters, versierd met rode hartjes,
staat daar de tekst 'Go, dad, go!' Ik glimlach en maak een
foto.