Een paar jaar geleden was het landschap
van Mongolië cinematografisch nog een volkomen onontgonnen
gebied. Sindsdien is daar verandering in gekomen, met onder
meer het veelgeprezen The Story of the Weeping Camel. Het
door Ning Hao geregisseerde Mongolian Ping Pong is de volgende
in het rijtje, maar inhoudelijk kiest het voor een andere
weg. De nadruk ligt immers niet op een cultureel drama of
op dramatische gebeurtenissen. Het verhaal kabbelt voort,
zo rustig als het landschap.
De kleine Bilike (Hurichabilike) woont
samen met zijn familie op de Mongoolse steppe. Stukje bij
beetje dringen westerse invloeden door in het alledaagse bestaan,
in de vorm van een verkoper die Amerikaanse koffie en tijdschriften
aan de man brengt, maar daarvoor interesseert de kleine jongen
zich toch nauwelijks. Zijn aandacht wordt wel getrokken door
een pingpongbal die hij met zijn vriendjes op een dag in een
beekje voorbij ziet drijven. Wat is het, vraagt hij zich af.
Is het een geest? Een god? Zodra hij hoort dat pingpong een
Chinese volkssport is, wil hij te paard naar Peking reizen
en daar het balletje terugbrengen. Onmogelijk voor een stel
kleine kinderen, natuurlijk, maar het geeft hem een doel,
een heilige missie in zijn jonge leven.
Hao, die ook het scenario schreef,
kiest voor een sobere, zakelijke blik op het nomadenleven.
Zonder opsmuk worden de scènes aan elkaar geregen,
veelal in een laag tempo dat zich leent voor eindeloze panorama's
waar vele wolken overdrijven en de zon langzaam ondergaat.
De plot, indien daar al sprake van is, lijkt associatief en
vrijblijvend, met eigenlijk alleen het moment dat Bilike het
pingpongballetje vindt als gestructureerde en vermakelijke
uitzondering. Voor het overige biedt de film namelijk toch
vooral mooie plaatjes, een mooi landschap waar soms, ver weg,
een gestalte doorheen loopt. De keuze voor schoonheid mist
relevantie.
Mongolian Ping Pong is zeker een prachtig
geschoten film, dat staat buiten discussie. Elk shot steekt
meesterlijk in elkaar, camerawerk en composities zijn van
hoog niveau. Maar onder de buitenste laag zit weinig, in ieder
geval te weinig voor het voor lange tijd vasthouden van de
aandacht. Daarvoor is het tempo te traag, kabbelen de gebeurtenissen
zonder gewicht door. Het gevolg is een film die balanceert
op het randje van slaapverwekkend. Ja, oogstrelend, maar saai.