Paul Grist staat op het punt van doorbreken
bij het grote publiek. Als de schrijver en tekenaar van de
misdaadcomic Kane oogstte hij veel lof, met zijn volgende
project begaf hij zich naar het superheldengenre en met diezelfde
titel verhuist hij begin 2003 naar Image Comics. Het betreft
Jack Staff, een serie uitgebracht door Grists independent
uitgeverij Dancing Elephant Press, met in de hoofdrol een
Britse superheld die na ruim twintig jaar afwezigheid terugkeert
in Castletown. Zijn eerste avontuur beslaat vier nummers,
waarin verrassend snel en middels enkele handig getimede sprongen
in de tijd niet alleen een achtergrond voor de plot maar zelfs
een complete wereld wordt geschapen.
Gedurende de gehele verhaallijn worden
gebeurtenissen in het heden soepel afgewisseld met flashbacks
naar de tijd dat Jack Staff deel uitmaakte van de Freedom
Fighters. Zo wordt getoond hoe hij zich onder meer samen met
de Amerikaanse held Sergeant States tijdens de Tweede Wereldoorlog
opwerpt als beschermer van het gewone volk. In de nasmeulende
puinhopen van het gebombardeerde Castletown treffen ze Templar
Richard, een vampier die een spoor aan leeggezogen lichamen
achterlaat. Uiteindelijk verslaat het kwartet hun tegenstander,
daarbij geholpen door Albert Bramble, de jongen die door Sergeant
States uit een ingestort gebouw is gered en op het juiste
moment Templar Richard afleidde. In het heden is Jack Staff
slechts een herinnering. Twintig jaar geleden is hij verdwenen
en dat heeft een reden: onder de naam John Smith leidt de
nauwelijks verouderde held een heerlijk rustig bestaan als
bouwvakker. De anonimiteit maakt plaats voor het voetlicht
wanneer hij merkt dat een serie moorden is gepleegd die verdacht
veel lijkt op het werk van zijn oude vijand. Ook Sergeant
States is weer terug in Castletown en samen gaan ze op onderzoek,
bijgestaan en tegengewerkt door een diverse cast.
Zeker in het eerste hoofdstuk doen
de flashbacks nog aan als irrelevante zijwegen. Wat in eerste
instantie lijkt op het geforceerd opkloppen van de plot zoals
een beginnend schrijver dat doet, blijkt een uitstekende vondst
in de opbouw van het centrale conflict. Deze gelaagde structuur
vereist een oplettendheid die aan het eind van het vorige
decennium in het kader van de toegankelijkheid van comics
bijna was ondergesneeuwd door een lawine van expositie en
tekstkaders. Grist speelt met tijdsverloop, subplots en vertelt
soms zelfs vanuit wisselend perspectief. Die keren dat hij
verslaggever Becky Burdock als verteller neemt, vervallen
de teksten in de gebruikelijke clichés, maar verder
wordt middels verschillende stijlen een prettig ritme gecreëerd
dat recht doet aan het gros van de hoofdrolspelers. Strikt
genomen, is elk personage een overduidelijk archetype. Van
diepgang is niet echt sprake: diepgang wordt eerder gesuggereerd
door het samenspel van terugblikken op het verleden en de
toon uit de tekstkaders. Dat gesuggereerde diepgang effectief
kan zijn, wordt bewezen zodra een niet heel verrassende wending
aan het eind alles netjes, wellicht té netjes, aan
elkaar knoopt.
Grists robuuste tekenstijl draagt
bij aan het ouderwetse, bijna traditionele superheldensfeertje
van het verhaal. De strakke lijnen zijn onmiskenbaar Brits
en mede dankzij die gestroomlijnde aanpak zien de gekostumeerde
helden er niet lachwekkend uit. Critici die beweren dat de
moderne superheldencomic nooit meer kan zonder krasserige
dynamiek en overdreven anatomie worden hiermee gelogenstraft.
Nostalgie doet het goed, natuurlijk bij uitstek in een comic
die nadrukkelijk voortbouwt op de vergane glorietijd van een
handjevol ongecompliceerde, patriottische helden. Het tekenwerk
zelf houdt het midden tussen vereenvoudigd realisme en cartoonesk.
Toch is lang niet altijd sprake van vrolijke openheid. Zwarte
vlakken zorgen op de juiste momenten voor extra spanning,
terwijl de personages met een sprekende mimiek een zekere
urgentie in de close-ups uitstralen. Pas wanneer de lay-out
van overzichtelijk gerangschikte kaders wordt verlaten en
wordt geëxperimenteerd met lange, overlappende kaders
of variaties daarop, gaat het mis. Een mooie grafische vormgeving
betekent niet altijd de verteltechnisch beste keuze.
Zoals gezegd, is de knapste prestatie
van de eerste verhaallijn uit Jack Staff het gedegen neerzetten
van een meer dan boeiende wereld voor de held uit Castletown,
compleet met een geschiedenis die teruggaat tot het begin
van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel een dergelijke aanpak zeker
niet origineel meer is en in de moderne variant kan worden
teruggevoerd op werk van een schrijver als Kurt Busiek, onderscheidt
Grist zich met de mate waarin deze achtergrond functioneel
is voor wat zich in het heden afspeelt. Het is aardig als
een comic middels flashbacks voortbouwt op een rijke geschiedenis,
maar het moet meer zijn dan een mooie verpakking. Bij de avonturen
van Jack Staff is dat het geval, vandaar dat het zeker voor
indie-maatstaven een gedegen indruk achterlaat.
De overstap naar Image betekent een
verbreding van het publiek, al moet worden bezien of de serie
daar op haar plek is. Bovendien wordt de comic dan ingekleurd,
terwijl stilistisch tekenwerk in zwart-wit veelal beter uitkomt.
Wat dat betreft, is het afwachten.
jack staff
#1-4
- dancing elephant press (black & white, 24 pagina's)
door: paul grist uitgegeven:
april 2000 - december 2000