Aan het slot van deze reeks over de
basisbeginselen van het stripvertalen is het tijd voor de
details, voor de puntjes op de 'i'. In de voorgaande delen
zijn belangrijke knelpunten gesignaleerd en besproken, waaronder
expositie in de dialogen, woordkeuze en hoe dicht een vertaler
bij de oorspronkelijke teksten moet of kan blijven. Uiteindelijk
is goed vertalen echter vooral het beschikken over een goede
beheersing van de Nederlandse taal.
Afgestudeerd in Engels? Het vlekkeloos
kunnen spreken van die taal? Eigenlijk is dat niet eens nodig.
Natuurlijk moet de stripvertaler wel de oorspronkelijke teksten
snappen, maar om meer dan dat begrijpen gaat het niet. Het
kunnen omzetten naar de eigen, Nederlandse taal, dát
is waar het vertalen om draait. Daarbij moet niet alleen worden
gekeken naar wat een bepaald strippersonage zegt, maar ook
naar de vraag of hij dat zo in het Nederlands zou zeggen.
In dat opzicht is vertalen meer dan woorden omzetten, dan
is het een ambacht: de vertaler schrijft.
stripvertalen
:: deel 3
Even een klein experiment. Vertaal
de volgende Engelse tekst: 'There was nobody to help him.'
Schrijf het ergens op of onthoud het, dan kom ik daar later
op terug.
Wanneer de stripvertaler een Engels
woord niet kent, biedt het woordenboek uitkomst. Wanneer de
stripvertaler een regel van de Nederlandse spelling niet kent,
biedt een taalwijzer of het internet uitkomst. Tot zover de
theorie, die bedrieglijk simpel is. Want het toepassen van
kennis en regeltjes komt in veel gevallen neer op een kwestie
van gevoel. Van taalgevoel. Vragen als wanneer loopt een dialoog
vlot en wanneer is de expositie aanvaardbaar, die zullen niet
door iedereen hetzelfde worden beantwoord. Bovendien is het
een gevoel, dat enkel door ervaring kan worden verkregen.
Door het lezen van veel boeken of comics, door het kijken
naar veel films of televisie; media waarin het vertellen van
een verhaal centraal staat. Alleen dan kan een eigen smaak
ontstaan en, hopelijk, een eigen stijl.
Gelukkig bestaan in het vak altijd
vuistregels, eenvoudige ezelsbruggetjes waardoor een tekst
vlotter wegleest of iets beter aanvoelt. De vertaler moet
nu eenmaal altijd een evenwicht zoeken tussen de spreektaal
en droog proza, althans, als het gaat om iets anders dan het
pittigere werk van Neil Gaiman of een op jonge tieners gericht
magazine. Het ideale evenwicht is een gestileerd realisme;
niet te houterig, wel vlot genoeg zodat het de schijn van
spreektaal krijgt, maar binnen de regels voor geschreven taal
blijft. In de comicwereld is deze laatste tien jaar een verschuiving
waarneembaar naar spervuurdialogen, waarbij een discussie
een soort pingpong wordt. Niettemin is zelfs daar nog steeds
sprake van een gestileerde versie van de werkelijkheid.
Het woord 'er' is in de Nederlandse
spreektaal een prachtig hulpmiddel. In geschreven taal heeft
het echter zelden of nooit een functie. Soms is het zelfs
dubbelop, want de filelezer die verkondigt, 'Er staat een
file op de A1', heeft de plaatsbepaling 'er' helemaal niet
nodig. 'Op de A1 staat een file' is het kortere, taalkundig
betere alternatief. In de wereld van het stripvertalen, waar
elke vierkante millimeter in de balloons telt en waar het
Engels korter is dan het Nederlands, is efficiëntie meegenomen.
Het elimineren van overbodige 'er's ruimt op én het
maakt de zin vlotter. Aan 'Wat is er?' ontkomt niemand, maar
een stripvertaler moet op een 'er' alert blijven.
Een ander woord wat alarmbelletjes
moet laten rinkelen, is 'te'. Niet in de betekenis van 'Ik
ben te groot voor speelgoed', maar in combinatie met een werkwoord.
Het Engels is bezaaid met 'to', meer nog dan in het Nederlands,
dus het gebruiken van die vertaling is heel verleidelijk.
Strikt genomen is een Nederlandse zin met 'te' in combinatie
met een werkwoord niet foutief, alleen laat een zin als 'Ik
deed het om hem niet te kwetsen' wel heel erg de Engelse herkomst
zien én kan het veel korter als 'Ik wilde hem niet
kwetsen'. Als 'er' een signaal is dat het woord meestal kan
worden weggelaten, is 'te' een signaal dat de zin veel korter
en veel directer kan.
Daarmee kom ik terug op de vertaalopdracht
van hierboven. Wie 'There was nobody to help him' net heeft
vertaald als 'Er was niemand om hem te helpen', snapt na de
twee besproken vuistregels hopelijk waarom dat niet de beste
en de kortste vertaling is. De 'er' heeft hier in de schrijftaal
in feite geen nut, de 'te' betekent, dat de zin directer kan.
'Niemand kon hem helpen' is toch mooi drie woorden korter.
Daarmee wijkt het af van de oorspronkelijke tekst (daar staat
immers niet 'Nobody could help him'), maar dat is precies
de in eerdere delen besproken mate waarin een stripvertaler
de brontekst mag loslaten omdat het zo vlotter wegleest, zolang
de essentie behouden blijft.
Uiteraard heeft de Nederlandse taal
veel meer trucs voor het verkorten van de tekst en nog veel
meer stijlfiguren van de spreektaal. 'Ik heb hem gezien' wordt
bijvoorbeeld 'Ik heb 'm gezien', 'Is dat haar jas?' wordt
'Is dat d'r jas?' en 'Ik weet het' wordt afgekort tot 'Ik
weet 't'. Als geen wezenlijk verschil in betekenis bestaat,
is dit puur een kwestie van smaak, van de voorkeur van de
vertaler. Omdat elke vertaler anders is, een andere smaak
heeft en een andere stijl. Maar, hopelijk, wel een eigen stijl.