Vorige week stond ik in de stripwinkel
met mijn wekelijkse dosis comics in de hand, toen een tweetal
jongens de trap af kwam zeilen. Aan de lichaamstaal kon ik
duidelijk zien dat de één onder stil protest
de winkel in was gesleurd: hangende schouders en een schichtige
blik die telkens op zoek was naar mensen van wie hij liever
niet wilde dat ze hem daar zagen. Met gezonde tegenzin pakte
hij een comic aan die hem in de handen werd gedrukt en op
enthousiast aandringen van de ander bladerde hij door een
oud nummer van de serie Sam and Twitch.
Op zich geen probleem, tot de praatgrage
jongen bij praktisch elke pagina luidruchtig commentaar ging
geven. Hevig gebarend en met zijn vingers naar de plaatjes
wijzend, legde hij aan zijn steeds stiller wordende vriend
uit waar de comic over ging. "Zie je die dikke daar,
met dat pistool in de hand? Dat is Sam Burke. Die dunne naast
hem, die met die bril, dat is zijn collega Twitch Williams.
Vroeger werkten ze bij de politie, maar dankzij Spawn zijn
ze hun baan kwijtgeraakt en voor zichzelf begonnen als privé-detectives,
tot het moment dat ze hun oude baan weer kregen aangeboden."
Als je dat gepruttel een minuut of
vijf aanhoort, wordt het al vrij irritant. Ik dacht, als je
nog even zo doorgaat, leg ik mijn stapeltje neer en sla ik
je voor je bek. Dan word ik maar het bewijs dat comics agressie
opwekken.
Mijn handen jeukten al behoorlijk
toen hij met luide stem zei, "Ja, dit is leuk. Hier zegt
Sam tegen die gozer daar dat Twitch een scherpschutter is
en dat hij op een afstand van ruim honderd meter de spuit
uit de handen van een heroïnehoer kan schieten."
Eerst dacht ik dat die andere jongen misschien min vijf had
en zijn bril had vergeten of dat geestelijk iets niet helemaal
met hem in orde was. Toen realiseerde ik het me opeens: die
vriend van hem was een hopeloos geval. Iemand die in de jaren
negentig comics is gaan lezen en dus is opgegroeid met die
toegankelijke schrijfstijl waarin alles heel netjes wordt
voorgekauwd. Waarschijnlijk waren X-Men en Uncanny X-Men zijn
favoriete series en weet hij niet beter dan dat mensen elkaar
altijd vertellen wat er gebeurt. Zo'n type dat bij een rood
verkeerslicht roept, "Het is rood en dus mogen we niet
oversteken."
Hij is vast al hardhandig uit minimaal
tien stripwinkels gelazerd, maar agressie heeft geen zin.
In het ergste geval doet hij integraal verslag van hoe hij
in de gracht wordt gemikt: "Met zichtbare voeldoening
werpen de twee nogal uit de kluiten gewassen winkeliers hun
trouwe klant in het ijskoude water."
Het deed me denken aan die keer dat
ik in de stadsbus door de binnenstad van Utrecht denderde,
op weg naar een tentamen. De leerstof knetterde van alle kanten
door mijn kop, ik stond bol van de spanning en bij de eerste
halte riep een oud, grijs baasje vooraan in de bus, "Vredenburg.
Halte Vredenburg." Zal wel, dacht ik nog. Misschien had
iemand hem gevraagd te waarschuwen. Wist ik veel. "Oudenoord.
Halte Oudenoord," klonk het nog geen minuut later. Tot
aan mijn eindbestemming heeft die man alle haltes omgeroepen.
Probeer jij je maar eens op je tentamen te concentreren als
iemand vlak voor je op een hoogst irritante, nasale toon je
vertelt waar je bent terwijl je dat best zelf kunt zien.
Na die dag ben ik altijd op de fiets
naar mijn tentamens gegaan.
Of het nu gaat om een gestoorde man
in een bus, een opgefokte jongen in een stripwinkel of een
schrijver van een comic, ik krijg ontzettende hoofdpijn als
ik constateringen van overduidelijke feiten hoor. Een gemiddelde
Scott Lobdell hoeft mij niet te vertellen hoe Kitty Pryde
of Wolverine zich voelen. Dat vogel ik zelf graag uit. Ik
heb de beschikking over een paar ogen en een stel hersenen
en het klinkt misschien heel raar, maar die gebruik ik. Natuurlijk,
comics zijn vermaak. Wil dat zeggen dat je hersenloos in een
stoel moet gaan zitten lezen en je door de schrijvers als
een debiel moet laten behandelen? Ik dacht het niet.