Afgelopen week had ik voor het eerst
sinds lange tijd een dag dat ik nergens zin in had. Iedereen
heeft dat wel eens. Zo'n vrije dag waarop je een gat in de
ochtend hebt geslapen, je ontbijt eigenlijk ook meteen je
lunch is en je de televisie niet eens meer aanzet omdat je
alle DVD's in je verzameling al negen keer hebt bekeken. Een
dag, dus, waarop niets rest dan ongegeneerd luieren. Je kijkt
eens uit het raam, gaat voor de verandering op die andere
stoel in de huiskamer zitten en vooruit, je kijkt nog maar
eens uit het raam.
Op zulke momenten komen altijd de
vreemdste gedachten in me op. Waarom verdienen voetballers
bijvoorbeeld miljoenen per jaar, terwijl iemand die goed kan
dammen blij mag zijn als hij zijn reiskosten van Assen naar
Arnhem krijgt vergoed? Waarom staan complete volksstammen
uren in de rij voor een duo chagrijnige tennissers dat een
lullig balletje naar elkaar overslaat, terwijl het weinige
publiek bij een wedstrijd waterpolo voornamelijk bestaat uit
de familie, vrienden en andere twijfelachtige inteelt? Het
is een kwestie van populariteit, zo simpel is het. Het is
een bizarre variant op Idols, waarbij kleine sporten als tafeltennis
of cricket door een genadeloze jury naar huis worden gestuurd
en een sport als wielrennen of schaatsen juichend doorgaat
naar de finale.
Hoewel, dat schaatsen toont dan weer
aan, dat men niet overal ter wereld precies hetzelfde denkt.
Dat is ook de reden waarom Jamai bij World Idol op de laatste
plaats is beland (de rest van de wereld heeft blijkbaar wél
smaak). Een gemiddelde Nigeriaan kijkt je oningeënt aan
wanneer je het hebt over de aflopende rondetijden van Ids
Postma, hoor! Schaatsen is net als korfbal toch een nationale
sport. Misschien dat je een verdwaalde Noor of een sponsorloze
Duitser op het ijs ziet, maar verder is het gewoon een Nederlands
onderonsje. Daarom vind ik het humor dat vorige week tijdens
het wereldkampioenschap allround die Nederlanders brutaal
naar huis zijn gereden door twee Amerikanen waar zelfs de
grootste schaatsfan uit Minnertsga nog nooit van had gehoord.
De zegevierende cowboys moesten ook
even wennen aan al die aandacht. Toen de Nederlandse verslaggever
gretig zijn microfoon in hun richting stak, keken ze elkaar
vragend aan. Thuis had nooit iemand gevraagd hoe ze zich voelen
na vijfentwintig rondjes. Al helemaal niet met een cameraploeg
erbij. Thuis bestond het publiek meestal alleen uit de starter.
Een paar dagen later zat Chad Hedrick als de kersverse kampioen
in de studio bij Mart Smeets. Ik kwam het stomtoevallig tegen
tijdens een rondje zappen en heb gefascineerd zitten kijken.
Hedrick deed me nog het meest denken aan een weerloos konijn
dat versteend toekijkt hoe de koplampen van een tientonner
naderbij komen. Was dit de man die de Nederlandse betweters
schaatsles had gegeven?
Waarschijnlijk voelde Hedrick zich
in die televisiestudio zoals ik me zou voelen wanneer ik naar
Azië ga en in een rokerige kroeg vertel dat ik aan badminton
doe. Dat wordt meteen knokken wie mij als eerste een rondje
mag aanbieden. Zoiets hoef ik in Utrecht mooi niet te proberen.
Ze zien me al aankomen! Wat in landen als China of Japan de
volkssport bij uitstek is, wordt hier minachtend gezien als
tijdverdrijf voor demente vijftigers die in fluorescerend
trainingspak en met witte sokken over de camping zeulen. Op
lederen sandalen. Bovendien ben ik dubbel de lul, want ik
spaar ook nog eens comics. Wanneer ik een leuk meisje zie
en vertel dat ik comics spaar en aan badminton doe, wíl
ze mijn telefoonnummer al niet eens meer.
En op die manier praat ik mezelf op
mijn vrije dag zo een depressie in. Dat krijg je als ik mijn
gedachten de vrije loop laat. Zo kan ik een middag luieren
en zo ben ik ontroostbaar omdat ik ben afgewezen door een
meisje dat enkel in mijn gedachten bestaat! De dag erna stond
ik zelfs met plaatsvervangende schaamte op de badmintonbaan.
Misschien is het beter als ik de rest van het jaar maar geen
baaldagen meer opneem. Dan maar even vooruit werken. Een vertaling
extra, of zo. Alles beter dan een dag waarop je nergens zin
in hebt.