Wie naar de datum onderaan deze pagina
kijkt, zou kunnen denken dat deze column twee weken na de
vorige is geschreven. Dat is dus niet zo. Zoals ik de vorige
keer heb uitgelegd, ben ik bezig met een inhaalslag. Vandaar
dat ik dit stukje krap twee dagen na het vorige aan het typen
ben. En dat geef ik gewoon toe. Want zoals ik de vorige keer
ook heb uitgelegd, heb ik geen zin in vals spel. Ik ga niet
doen of het nu daadwerkelijk pas half september is. De datum
onderaan de pagina is meer voor de vorm. Voor de continuïteit
van het archief.
Andersom moet ik het wél regelmatig
doen. Dan moet ik een tekst verzinnen, die pas over twee maanden
wordt gelezen. Dat is de magie van de wereld der tijdschriften,
de illusie van het vak. Neem de volgende week. Dan moet ik
een redactionele tekst schrijven voor een comic die pas in
december in de winkels ligt. Met andere woorden, ik moet het
gaan hebben over Sinterklaas. Over de kerstman. Over de jaarwisseling,
champagne en daverend vuurwerk. En heel misschien ook nog
over nachtvorst en de eerste sneeuw van het jaar.
Toegegeven, dat stuk over Sinterklaas
gaat lukken. Ik heb vorige week de eerste zakken pepernoten
ingeslagen, dus ik ben helemaal in de stemming. Wat mij betreft,
kunnen de supermarkten niet vroeg genoeg beginnen met strooigoed.
Maar nachtvorst? De eerste sneeuw? Ik liep pas nog zonder
jas buiten! Vandaag schijnt de zon!
Overigens is december de gemakkelijkste
maand. Feestdagen liggen immers vast. Ik heb geen glazen bol
nodig voor de voorspelling, dat ook deze keer het nieuwe jaar
wordt ingeluid met oliebollen en vuurwerk. Dat is een kwestie
van schrijven op de automatische piloot. Een grapje over de
dikke buik van de kerstman hier, een suf mopje over de zak
van Sinterklaas daar en het bestand is klaar voor verzending.
Moeilijker wordt het voor de maanden erna. We leven nu eenmaal
in Nederland, het land waar het weer zo onvoorspelbaar is,
dat in maart totaal niets kan worden gezegd over mei. De gemiddelde
weerman kan niet eens voorspellen wat het morgen wordt. Die
sufferd van de commerciëlen kan niet eens fatsoenlijk
'tot morgen' zeggen.
Het is dus oppassen. De allereerste
keer dat ik het moest doen, ging het uiteraard mis. Toen zat
ik zo half april aan een enthousiast stukje over het heerlijke
zomerweer, over lange avonden op het terras, lekker bakken
op het strand en het lezen van een boek in de achtertuin.
Twee maanden later lag de comic in de winkel en hadden we
net de ergste lente van het decennium achter de rug. Misschien
wel de ergste van de eeuw. Ik stel me zo voor dat een trouwe
fan mijn zomerse teksten las, een blik naar buiten wierp,
daar de buurman bijkans zag wegwaaien in een plaatselijke
orkaan en vervolgens flink met zijn ogen rolde. Sindsdien
ben ik voorzichtiger geworden met uitspraken over het weer.
Aan mij heb je net zo veel als aan de gemiddelde weerman.
Het verschil is alleen, dat ik wél fatsoenlijk 'tot
morgen' kan zeggen.
Op internet doet zich dit probleem
doorgaans niet voor. Daar wordt alles geschreven en direct
online gezet. Het is een kwestie van tijd voor een site wordt
gelanceerd waar je letter voor letter kunt zien hoe een bepaald
artikel wordt geschreven, live op je monitor. Actueler kan
het niet. En dat is precies wat de internetter wil. Hij wil
alles en hij wil het nu. Sterker, hij wil alles het liefst
al vóór hij weet dat hij het wil. Als zijn ogen
een USB-poort zouden zijn, zou hij vierentwintig uur per dag
rechtstreeks nieuws, muziek en porno naar zijn brein downloaden.
Is wat ik hier nu doe dan eigenlijk
heel ouderwets? Ja. Ik weet zeker, dat ik niemand voor de
gek houd met mijn achteraf ingehaalde columns. Vandaar mijn
eerlijkheid. Ik haal gemiste stukjes in, omdat ik een hekel
heb aan gaten in mijn archief. En omdat ik met echt herfstweer
in aantocht nog één keer wil zeggen, dat ik
gisteren, ofwel half september, tot ver na middernacht gewoon
in mijn shirtje op een terras heb genoten van het zwoele nazomerweer.
tijdgebonden
- 'aannames en vooroordelen' (14.09.05)