Mijn hoofd tolde. Mijn benen voelden
slap. Mijn ogen deden pijn. Als iemand mij ook maar een foto
van een bed had laten zien, was ik in slaap gevallen. Maar
dat kon niet. Want ik was op een feestje bij een vriendin,
waar naast een bonte verzameling aan bekenden en onbekenden
ook nog twee andere vriendinnen van mij aanwezig waren en
waar mij het hemd van het lijf werd gevraagd over wat ik de
afgelopen twee dagen had gedaan.
Nu kenden zij mij langer dan vandaag.
Ze hadden goedkeurend toegekeken hoe ik door het webloggen
sociaal de vleugels had uitgeslagen. Hoe ik binnen een paar
maanden elf weblogsters had ontmoet en hoe het tot mijn maar
niet tot hun verbazing telkens had geklikt. Dus wisten ze
ook, dat ik gisteren voor mijn twaalfde ontmoeting op pad
was gegaan, helemaal naar de andere kant van het land. Wat
ze niet wisten, was dat ik daar was blijven slapen. Dat ik
pas vanmiddag was teruggekomen en meteen naar het feestje
was gegaan. Dat van het slapen zelf niet veel terecht was
gekomen, wisten ze evenmin. Maar dat konden ze dan wel weer
aan mij zien. Waarschijnlijk gloeide ik.
Het was ook allemaal zo onwerkelijk.
Niet alleen mijn weekend, nee, mijn hele afgelopen week. Wat
begon als een chat met iemand die ik tot dan toe alleen kende
als naam, als iemand die reageerde op mijn weblog en zelf
ook dagelijks stukjes schreef, ging een dag later al verder
als een telefoongesprek van vijf uur. Weer een dag later kon
ik 's avonds niet in slaap komen. De wervelwind aan emoties
die de openhartige gesprekken losmaakten, gierde door mijn
keel, door mijn aderen, door mijn hele lijf. Een week lang
belden we elkaar elke dag. Woensdag besloten we, dat we elkaar
moesten zien. Omdat het ook bij haar gierde. Woorden alleen
waren niet meer genoeg.
Vrijdagmiddag om drie voor twee rolde
mijn trein het station in het hoge noorden binnen. Hoewel
de zon scheen en het een prachtige lentedag aan het worden
was, straalde zij feller en mooier dan alles om haar heen.
Samen liepen we door het centrum, zij haar fiets aan de hand,
ik mijn fotocamera in de hand. We maakten een omweg langs
een warme bakker, kuierden door het bos en kwamen op een bankje
bij het water tot rust. Voor zover rust mogelijk was. Want
gieren deden onze emoties nog steeds. Onophoudelijk. Tijdens
de wandeling naar haar huis. Tijdens het avondeten. Tijdens
een film op dvd. Al die tijd borrelde het. Soms raakten we
elkaar voorzichtig aan.
Hoe goed twee mensen elkaar ook denken
te kennen aan de hand van chats online en gesprekken per telefoon,
in het echt is het anders. Nuances worden dieper, lichaamstaal
verraadt de intiemste karaktertrekjes en ruimte voor een eigen,
geromantiseerde interpretatie verdwijnt. Zo kon het gebeuren
dat we die nacht, bij haar in bed, tot de conclusie kwamen,
dat wij niet voor elkaar bestemd waren. Het zou voor beiden
toch een soort van vluchten zijn. Het mocht niet zo zijn.
Zij snikte hartverscheurend. En een traan liep vanuit mijn
ene oog in het andere.
We troostten elkaar, praatten lang
en kwetsbaar over angsten, dromen en verlangens, praatten
een gat in de nacht. De logica achter de keuze klopte, het
klopte helemaal. Maar onze lichamen protesteerden. De spanning
was een volle week lang opgebouwd. "Zullen we zoenen?"
vroeg ze, terwijl ze met het puntje van haar neus tegen dat
van mij lag en haar wijsvinger over mijn lippen liet glijden.
Zonlicht dreef de slaapkamer binnen en weerkaatste in haar
ogen, betoverend en uitdagend tegelijk. En dus zoenden we.
Een uur later was onze onrust vervangen door een verbondenheid
op een niveau dat dieper ging dan we ooit hadden vermoed.
De drie vriendinnen aan wie ik dit
verhaal tijdens het feestje van die zaterdag vertelde, hadden
ademloos zitten luisteren. Hier en daar bespeurde ik zelfs
al een blik van verbazing. Niet bij háár, niet
bij de gastvrouw van het feest, de vriendin die mij het langst
kende. Zij gaf me enthousiast de high five. Zij zag het positieve
van deze week. Zij zag mij uit mijn schulp kruipen. "Ik
gun het je!" grinnikte ze. En ze meende het.