Op het tafeltje voor me ligt een sigaret.
Langzaam kringelt een rookwalm omhoog, tot het tegen het plafond
in alle richtingen uiteenspat. De dame die de sigaret net
op het randje van de asbak heeft neergelegd, neemt een slok
van haar witte wijn. Met haar andere hand wrijft ze over de
bovenbenen van de man naast haar. Helaas voor haar heeft hij
blijkbaar meer oog heeft voor de zanger, gewapend met een
gitaar en naar achteren gekamd haar, die op een kruk zijn
liedjes ten gehore brengt. Hoewel verder bijna niemand luistert,
doet hij het niet slecht.
Het is maandagavond in een plaatselijke
kroeg aan de gracht en ook zonder horloge weet ik, dat ik
morgen spijt krijg van mijn enthousiaste 'ja' toen werd gevraagd
of ik nog even mee wilde gaan voor een drankje. Ik vermoed
dat het na tweeën is. Om het hoekje bij de bar hangt
een klok, zo'n zwarte en heerlijk onduidelijke zodat dronken
bezoekers altijd langer blijven dan ze zich hadden voorgenomen,
maar ik blijf angstvallig uit de buurt. Alsof ik mijn lichaam
voor de gek kan houden, zolang ik ontken dat ik al een paar
uur in bed had moeten liggen. Dat lukt uiteraard niet. Ik
gaap, de derde keer in vier minuten, terwijl ik met mijn handen
in mijn ogen wrijf.
Om me heen krioelt een aangename mix
van vaste klanten en internationale studenten. Die laatste
hebben de kroeg uitgeroepen tot ontmoetingsplaats, dus de
kans dat ik links naast me een gesprek in het Engels hoor,
is net zo groot als de kans dat ik rechts een discussie in
het Italiaans oppik. Vandaag heeft een bijzonder tintje, heb
ik net begrepen. Voor veel studenten is het namelijk de laatste
week dat ze hier zijn. De tentamens zijn achter de rug, het
studieblok is voorbij en nog voor het weekend vertrekken ze
weer.
Een vriend praat even verderop met
twee jongens en een meisje, alledrie afkomstig uit Italië.
Ik pak mijn glas en schuifel door de menigte naar hun tafeltje,
waar nog net een stoel over is. Het meisje heeft een fotocamera
in haar hand, maar telkens als ze een artistiek verantwoord
shot wil maken van de brandende kaars, verandert de flitser
het in iets wat lijkt weggelopen uit een film van zeer twijfelachtig
allooi. Ze haalt haar schouders op en geeft de camera aan
mij, het internationale gebaar voor 'probeer jij maar'. Voorzichtig
druk ik op knopjes die ik niet ken en scroll ik door menuutjes
in een taal die ik niet machtig ben. Uiteindelijk krijg ik
de flitser uit. Klik. Een prachtfoto.
Intussen pakt de zanger zijn gitaar
in en roepen de drie jongens achter de bar dat het tijd is
voor de laatste ronde. Een zucht van melancholie en vervroegd
heimwee daalt als een deken om ons neer. Het meisje aan ons
tafeltje vertelt dat ze psychologie studeert. Dat ze dat leuk
vindt, maar dat ze het zat is dat iedereen die ze erover vertelt
zo nodig geanalyseerd wil worden. Misschien is dat de reden
dat ze de afgelopen vier maanden geen moeite heeft gedaan
om Nederlands te leren. 'Dank je wel,' die kent ze. En 'deze
kassa is gesloten'.
Als ik even later mijn jas pak en
mijn fietssleutel uit de binnenzak vis, voel ik ergens diep
van binnen iets wat nog het meest wegheeft van spijt, van
een gemiste kans. Waarom ben ik niet een trimester naar het
buitenland gegaan voor mijn studie? Waarom heb ik die kans
niet meteen gepakt toen die daar was? Het moet een lekkere
ervaring zijn. Dan had ik nu misschien vloeiend Italiaans
gesproken, had ik vorig jaar in Venetië niet met handen
en voeten duidelijk hoeven maken wat voor een soort muggen
mij lek had gestoken en zou ik nu bergen geld verdienen met
het vertalen van alle Italiaanse verhalen voor Donald Duck.
Ik trek mijn handschoenen aan en loop de trap op.
Aan de andere kant, misschien zou
het helemaal niets voor mij zijn geweest, studeren in het
buitenland. Als ik om me heen kijk, zie ik enkel melancholie.
Daar kan ik niet tegen. Afscheid valt me zwaar. Ik raak snel
vertrouwd, kan moeilijk afstand doen van veilige havens. Met
een klik gaat mijn slot open. Ik stap op en verdwijn in de
nacht. En ik kijk niet om.