Bij Singapore Airlines zijn sinds
kort vliegtuigen in gebruik, waarin een apart gedeelte is
ingericht met bedden. De overtreffende trap van de eerste
klas, dus. Een beetje achterover leunen in je stoel is passé,
de echte reiziger gaat tijdens die lange intercontinentale
vluchten in het vervolg gewoon heerlijk op het tweepersoonsbed
liggen. De fles champagne staat al koud, de televisie staat
aan en op de dekens ligt een handje verse rozenblaadjes.
Alleen heeft de bedrijfsleiding van
Singapore Airlines toch liever niet, dat de passagiers deze
luxe suite gebruiken voor het hebben van ruige, luidruchtige
seks. Of wat voor een seks dan ook. Indien het cabinepersoneel
een stelletje betrapt, zullen ze vriendelijk vragen of zij
daarmee willen ophouden. Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en
knijp in mijn arm. Nee, ik droom niet. En ik ben ook niet
in de war omdat in Amerika vannacht de wintertijd is ingegaan,
net een week nadat ik dat in Nederland al heb meegemaakt.
Dit is werkelijk waar een item van het ontbijtjournaal op
televisie. De verslaggever brengt het nieuws heel serieus,
maar ik weet zeker dat de redactie dubbel ligt van het lachen.
Een slaapkamersuite zonder seks is als een bad waarin je alleen
mag douchen.
Mijn wekker wijst negen uur aan. Rond
een uur of vier ben ik even wakker geweest door het gestommel
overal in het hotel, toen alle marathonlopers zich stijf van
de zenuwen in de lobby moesten verzamelen, maar daarna ben
ik toch vrij snel weer in slaap gevallen. Hopelijk heeft geen
van de lopers het volgende nieuwsitem meegekregen, want gisteren
is bij de Olympische trials een jonge Amerikaanse atleet in
elkaar gezakt en overleden. Dat is niet iets wat je wilt horen
als je net zelf begint aan je tweeënveertig kilometer.
Na een ontbijt bij de typisch Amerikaanse
tent op de hoek, waar het eten nog langs wordt gebracht door
een vrolijke vrouw met een schort voor, een bril op het puntje
van haar neus en een notitieblokje aan een koordje, vind ik
het tijd voor een wandeling door het voor mij iets minder
bekende, oostelijke deel van de stad. De meeste lopers van
het groepje van mijn vader lopen de marathon tussen de vier
en vijf uur, dus ik kan uitrekenen wanneer ik langs First
Avenue moet staan. Ik heb de tijd voor een omweg, ik heb zelfs
de tijd voor een film in de AMC bioscoop op 3rd Avenue, ter
hoogte van 87th Street. Zo vroeg zal het rustig zijn, gok
ik.
Nou, dat gokte ik dus verkeerd. Ik
ben niet de enige die op zondagochtend om elf uur een filmpje
wilde pakken. Zou het helpen als we in Nederland ook gewoon
een gratis refill mogen van zowel de frisdrank als de popcorn,
zoals dat hier blijkbaar standaard is? Amerikanen hebben sowieso
een heel andere bioscoopinstelling. In Nederland word je bijna
als een melaatse behandeld als je in je eentje naar de film
gaat, hier is dat juist normaal. Sterker, stelletjes zijn
in de minderheid, ook gisteren in het drukkere theater bij
Times Square.
Twee uur later sta ik weer buiten.
Wat begon als een beetje frisse ochtend, is alsnog een mooie
dag geworden. De zon werpt een gouden gloed over de Avenues
en ik moet nog steeds wennen, zoals eigenlijk altijd als ik
hier ben, aan de oversteekmentaliteit van de New Yorker. Omdat
de meerderheid van de straten eenrichtingsverkeer is en omdat
alle bestuurders rijden als gekken, maar altijd veel banger
zijn dat iemand hen aanklaagt, kunnen de voetgangers vaak
oversteken wanneer het hen uitkomt. Ongeacht wat die verkeerslichten
aangeven. Vergelijk het met Amsterdam. Alleen geven de automobilisten
daar juist extra gas als je door rood oversteekt.
Zo doorkruis ik Avenue na Avenue,
Street na Street. Wat me voorheen nooit echt was opgevallen,
is in het zonlicht des te duidelijker: elke Avenue heeft zijn
eigen sfeer en zijn eigen uitstraling. Het zijn bijna werelden
op zich. Fifth Avenue is breed en groot en schoon, met hoge
wolkenkrabbers en glimmende ramen. Park Avenue is ook breed
en groot, maar een stuk minder steriel; het is een straat
waar creativiteit rondwaart, waar ik elk moment een ouderwetse
journalist verwacht die op jacht naar een primeur in een taxi
springt. Nog wat meer naar het oosten worden de Avenues kleiner,
huiselijker en is plek voor bomen. En struikel ik telkens
over allerlei dogwalkers die door minstens acht aangelijnde
honden worden voortgesleept.
In de verte hoor ik rumoer. Ratels,
een megafoon en de langwerpige ballonnen met een knik in het
midden, die een vreselijk geluid maken als je de uiteinden
tegen elkaar slaat. Ja, hier komt de marathon voorbij. Ik
loop de hoek om en beland in het feestgedruis op First Avenue.