"Look, here come the orange people."
De man op het terras is niet de enige die ons, een grote groep
Nederlandse hardlopers met dezelfde oranje jassen, de afgelopen
dagen met een New Yorkse mix van brutaliteit, spontaniteit
en nieuwsgierigheid heeft aangesproken. Want ja, de New Yorker
is nieuwsgierig. Natuurlijk vallen we op, zeker in een land
waar oranje de kleur is die criminelen in de gevangenis dragen.
Maar het is meer. Het lijkt wel of de gemiddelde New Yorker
altijd verlegen zit om een praatje.
Misschien ligt het ook aan de tijd
van het jaar. In de week van de marathon stroomt de stad vol
met mensen uit alle hoeken van de wereld en dat maakt Manhattan
nog kleurrijker dan het normaal gesproken al is. Ik denk dat
ik het ook heel leuk zou vinden als bijvoorbeeld de Olympische
Spelen om de hoek in Utrecht zouden worden gehouden en ik
in de plaatselijke snackbar ineens oog in oog sta met een
groep Koreanen, Chilenen of Australiërs. Zeker weten,
dat ik dan even wil babbelen. Misschien is New York de overige
eenenvijftig weken van het jaar gewoon een vreselijk chagrijnige
stad. Geen idee, ik ben nooit op een ander tijdstip hier geweest.
Niettemin valt het op, die aanspreekbereidheid
op straat. Dat beperkt zich niet tot het eiland Manhattan,
want vandaag zijn we per metro naar Brooklyn gegaan. Erg handig
voor de lopers die nog mank lopen van de spierpijn, voor mij
de eerste ervaring met deze manier van vervoer. Brooklyn lijkt
precies op Manhattan, alleen is de hoogbouw net minder hoog,
zijn de kruispunten net gezelliger en neemt het aantal blanken
in maatpak exponentieel af naarmate we verder het centrum
van de wijk in gaan. We waren uiteindelijk de enige blanken
in de metro.
"What's the purpose of the orange
jackets?" vraagt een smoezelige zwerver met een brown
paper bag in zijn binnenzak. Ik leg hem uit, dat we hier zijn
voor de marathon die gisteren werd gehouden. De zwerver krabt
aan zijn kin en zegt, dat hij dat gemist moet hebben. Terwijl
hier, op Fourth Avenue, nog geen vierentwintig uur geleden
toch echt veertigduizend man voorbij is komen denderen. Waarschijnlijk
was de zwerver toen net even met zijn gedachten bij de inhoud
van die brown paper bag. Hij wil wel een handje geven. Glunderend,
alsof hij Tiger Woods heeft ontmoet, loopt de man terug naar
de straathoek waar hij vandaan kwam.
Na afloop van de marathon werd gisteren
voor de Nederlandse lopers en supporters een feest gehouden
in de kelder van het Empire State Building. Daar werd foute
Nederlandse muziek gedraaid, was een diavoorstelling het audiovisuele
hoogtepunt en kregen we als toetje 'assorted' ijs in precies
één smaak. Ik vermoed dat de schrijver van dat
menu de betekenis van 'assorted' even had gemist op school.
Kortom, het was een saaie bende, vandaar dat het groepje van
mijn vaders werk het dan maar onderling gezellig maakte in
een apart hoekje. Pas toen we terug naar het hotel wilden
gaan, zagen we aan de andere kant ineens uitbundige types
op de bar klimmen voor een geïmproviseerde samba. "We
blijven nog even," zei Alex, voorheen Dick.
Die laatblijvers van gisteren ontbreken
vandaag, dat verbaast me niets. Bij een Wendy's in het rustigere
deel van Brooklyn komen ook wij tot rust met wat snacks en
drinken. "Are they hiring?" vraagt de man achter
ons in de rij voor de kassa's. Waarschijnlijk ziet hij ons
aan voor witteboordencriminelen die als taakstraf honderd
uur hamburgers moeten bakken. Op de televisie in de hoek voorspelt
een weerman dertig centimeter sneeuw voor het gebied rondom
de grote meren. Ik kijk naar buiten en ben blij met de novemberzon.
Op de terugweg laten we de metro voor
wat die is. Lopend via de Brooklyn Bridge is nu eenmaal oneindig
veel leuker. Het is één van de bekendste en
meest fotogenieke bruggen ter wereld, dus zelfs al heb ik
hier tijdens mijn voorgaande bezoeken nooit gelopen, alles
voelt bekend. Waarschijnlijk is elk uitzicht hier inmiddels
zestigduizend keer gefotografeerd. Toch schiet ik mijn camera
vol. Hoewel 'vol' een achterhaalde uitdrukking is in het tijdperk
van geheugensticks met gigabytes aan ruimte. Maar geef toe,
het klinkt lekker.
Ik maak een foto van het zuidpunt
van Manhattan, daar waar de letterlijk torenhoge gebouwen
van het World Trade Center stonden. Een meisje met donker
haar en een rood vest komt naast me staan en neemt precies
dezelfde foto als ik. Met, mijn oog valt erop, precies dezelfde
camera als ik. Als ze ook nog iets had gezegd over 'the age
of the May daisies', was ik spontaan in het water gesprongen.
Dat doet ze echter niet en ik maak stiekem een foto van hoe
ze wegloopt.