Limegroene muziekfabriek, dat was
het koosnaampje voor mijn iPod mini. Het was mijn metgezel
tijdens eindeloze treinreizen, mijn afleiding die voorkwam
dat ik telkens twee uur moest kijken naar herkauwende koeien
in het weiland. Drie jaar geleden was het mijn troostcadeau,
de pleister op de wonde van een verbroken relatie. En het
mooie van een iPod is, dat een nauwelijks zichtbare draaibeweging
van de vingers de muziek al harder of zachter kan zetten.
Erg handig als iemand achter me een intrigerend gesprek voert.
Begin dit jaar is mijn limegroene
muziekfabriek vervangen. Nu heb ik een veel kleinere iPod
nano in het zwart. En omdat 'ordinair zwarte muziekfabriek'
van geen kanten klinkt, heb ik geen koosnaampje bedacht, maar
ook deze kan met een nauwelijks zichtbare draaibeweging van
de vingers de muziek al harder of zachter zetten. Het is precies
die draaibeweging die ik net heb gemaakt, want aan de andere
kant van het gangpad is een gesprek aan de gang dat ik graag
wat beter wil horen. De gitaren van dEUS maken plaats voor
gepraat.
"Wat voor een sport zou je willen
doen?" vraagt een ventje van net dertien aan de man naast
hem. Op het eerste gezicht een vader en een zoon. Alleen de
vragen die de jongen stelt, die kloppen niet. Het zijn geen
vragen die een zoon aan zijn vader stelt, het zijn vragen
die een interviewer stelt. "Houd jij van games?"
gaat hij verder, terwijl hij in een tijdschrift over computergames
bladert. "Papa, wat is je lievelingseten?" Ik trek
een wenkbrauw op. Dus toch vader en zoon. Maar geen zoon die
al sinds zijn geboorte elke dag zijn vader heeft gezien. "Mag
ik deze poster in mijn kamer ophangen?" Zou dit jongetje
na jaren bij zijn moeder voor het eerst bij zijn vader gaan
wonen?
De vader heeft twee volle tassen tussen
zijn benen. De twee hebben net in Utrecht gewinkeld en zijn
nu op weg naar huis, het huis dat het ventje voor het eerst
thuis zal noemen. Daarom vraagt deze jongen zijn vader het
hemd van het lijf. Het is een kennismaking in vogelvlucht.
Ik glimlach. Als de vader mijn kant opkijkt, voel ik me ondanks
de dopjes in mijn oren toch betrapt. Ik draai me om. In het
weiland staat een herkauwende koe, diezelfde koe die ik drie
jaar lang niet zag staan omdat ik met mijn hoofd bij de muziek
op mijn limegroene muziekfabriek was. Maar ja, die muziek
staat nu dus even uit.
Het herkauwen blijkt aanstekelijk,
ik blijf kauwen op de vragen die de jongen stelt. Hij springt
van de hak op de tak, het is nog net geen kruisverhoor. Als
hij de belangrijke onderwerpen heeft gehad, is hij eventjes
stil. Stiekem is het aandoenlijk. Ik haal een fles water uit
mijn rugtas, neem een slok en kan met moeite voorkomen dat
ik alles weer naar buiten proest als het jongetje ineens vraagt,
"Wat is seks eigenlijk precies?" Het hoofd van zijn
vader wordt rood.
Bijna wil ik de dopjes uit mijn oren
halen, zo nieuwsgierig ben ik naar het antwoord. Maar de vader,
die inmiddels lijkt op een figurant uit Kabouter Plop, kijkt
voor zich uit en zwijgt. Zijn zoon laat zich niet uit het
veld slaan. "Ik wil seks," verkondigt hij aan iedereen
die het wil horen. De gehele coupé, dus. "Ik wil
nu seks." Hij raakt op dreef. "Ik ga naar het buurmeisje
en dan wil ik seks," zegt hij. "Ik wil niet wachten
tot ik oud genoeg ben om te weten wat het is."
Wanhopig zoek ik naar de memorecorderfunctie
op mijn iPod. Van het doen alsof ik naar muziek luister, is
geen sprake meer. Dit gesprek is goud waard, dit gesprek moet
bewaard blijven en op eindeloos repeat in de musea worden
afgespeeld voor sombere mensen die even over de grond willen
rollen van het lachen. Maar helaas, geen memorecorder. Damn
you, Steve Jobs.
Amsterdam Centraal rolt voorbij de
ramen en in de stationshal raak ik het duo kwijt. Dit gesprek
gaat in mijn geheugen, in mijn eigen memorecorder. Omdat ik
weet, dat ik deze zomer genoeg sombere dagen zal kennen, dagen
dat het over de grond rollen van het lachen een verademing
is, terwijl het jongetje in het diepste geheim op de computer
van zijn vader zal googelen, 'Wat is seks?'