Eind jaren negentig heeft DC Comics
het vaak geprobeerd met series die net even anders waren dan
wat op dat moment gebruikelijk was. Het mag geen verrassing
zijn dat deze gedurfde en soms vernieuwende titels bijna zonder
uitzondering binnen een jaar via de zijdeur zijn afgevoerd,
maar dat neemt niet weg dat die periode een handjevol aardige
curiosa heeft opgeleverd dat achteraf bezien de tijd ver vooruit
was. De titel Chase is een mooi voorbeeld. Met een schrijver
en tekenaar die beiden op dat moment nauwelijks of geen ervaring
hadden, was het op voorhand een verloren strijd. Toch zijn
de tien verschenen nummers de moeite meer dan waard.
'Chase' slaat op Cameron Chase, het
vrouwelijke hoofdpersonage van de serie. Drieëneenhalf
jaar voor het eerste nummer van de Marvel serie Alias, die
zowel conceptueel als inhoudelijk enkele opvallende gelijkenissen
vertoont, onderzocht de voormalige privé-detective
voor het Department of Extranormal Operations al vreemde zaken
waarbij op de één of andere manier superhelden
waren betrokken. Na wat routineklusjes moet ze in Chase #7-8
afreizen naar Gotham City, waar de jacht op een gevaarlijke
drug haar natuurlijk oog in oog brengt met Gothams eigen beschermheer
Batman. De klus is op zich al lastig genoeg, want de nieuwe
drug zorgt ervoor dat gebruikers kunnen muteren in levensgevaarlijke
monsters. Zodra dat onderzoek kan worden gesloten, krijgt
Chase een extra opdracht van haar superieuren: achterhaal
de ware identiteit van Batman. Ze toont zich doortastend,
maar tegen de trucs van Batman en Oracle is bijna niemand
opgewassen.
Het eerste deel van de verhaallijn
is nog redelijk conventioneel. Met de plot over de gevaarlijke
drugs als achtergrond, ligt het zwaartepunt echter op de wisselwerking
tussen Batman en Chase. Waar agent White, een collega van
Chase, het bijna niet kan geloven dat Batman werkelijk bestaat,
breekt Chase het ijs met een vraag als, "So, Bats, how's
the wife and kids?" Hun karakters zijn zo anders, dat
ze elkaar aanvullen en D. Curtis Johnson bouwt dat in zijn
scenario uit tot een aaneenschakeling van verfrissende interactie.
Vooral het moment waarop Chase het leven van Batman redt en
hij furieus reageert met de opmerking dat ze in zijn aanwezigheid
nooit meer een wapen mag afvuren, is een hoogtepunt. Hoe bijdehand
Chase ook is, het blijft bij verbaal stoeien. Pas in het tweede
hoofdstuk komen haar kwaliteiten als detective aan bod. Het
zoeken naar Batmans burgeridentiteit is in een vloeiende stijl
geschreven en komt geloofwaardig uitgebreid over, tot en met
de gastrol van Alan Scott. Het spreekt vanzelf dat Chase niet
Batmans ware identiteit ontdekt. Waar het om gaat, is dat
zij dat wel dénkt. Wat ze vervolgens met die kennis
doet, is een knap staaltje verrassende karakterisatie.
J.H. Williams III is een perfectionist.
Vóór Chase had hij voornamelijk gewerkt aan
losstaande comics en wat pin-ups, maar met Chase haalt hij
het onderste uit de kan. Als medebedenker en als tekenaar
is hij namelijk verantwoordelijk voor meer dan het visueel
vormgeven van een script; hij bepaalt van begin tot eind de
huisstijl van de serie. Dat doet hij met een verbluffend arsenaal
aan tekentechnische trucs. Van ongebruikelijke lay-outs tot
terugkerende elementen, van stilistische motieven tot de sombere,
semi-realistische stijl; iedere lijn is trefzeker en elk detail
is functioneel. Zelfs voor Batman is hij niet bereid tot het
maken van compromissen. Bij hem is Batman geen levensgroot
icoon in een surrealistische cape, maar gewoon een man in
een pak. Zijn werk is zo consistent, dat hij tegenwoordig
terecht veel lof (en onderscheidingen) krijgt als de tekenaar
van Alan Moore's Promethea.
Chase was een pure stijloefening.
Een hobbyproject van een duo makers waar de gemiddelde lezer
nooit van had gehoord, veroordeeld tot een bestaan van minder
dan een jaar. Misschien had de serie meer toekomst gehad als
de link naar Gotham en Batman in eerdere nummers was gelegd,
maar aan de andere kant getuigt het van durf dat Johnson en
Williams III het Cameron Chase op eigen krachten wilden laten
redden. En nee, dat is niet zomaar een toevallige woordkeuze,
want tussen de regeltjes door is vaak gehint dat Chase ook
zelf bovenmenselijke krachten bezit. Gezien het redelijke
succes van de hierboven aangehaalde serie Alias was Chase
zijn tijd dus op meerdere punten vooruit. Jammer dat dit soort
afwijkende, prettige leesbare, karaktergedreven series zo
vaak belandt in de bakken met comics voor vijftig cent per
stuk.
chase
#7-8
- dc comics (full color, 32 pagina's) door:
d curtis johnson & j h williams iii uitgegeven:
augustus 1998 - september 1998